Verloop procedure monumentenvrijstelling
In april 2013 heeft de Stichting zich tot het Ministerie van Financiën gewend met het verzoek om een regeling voor de benadeelde monumentenbezitters. In mei 2013 heeft het ministerie het verzoek van de hand gewezen.
Vervolgens heeft de Stichting in juli 2013 een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag. In de procedure vordert de Stichting een verklaring voor recht dat de Staat der Nederlanden onrechtmatig heeft gehandeld.
De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2014 vonnis gewezen in de procedure tussen de Stichting Rechtsherstel Monumentenbezitters en de Staat der Nederlanden. Spijtig genoeg is de vordering van de Stichting afgewezen.
Volgens de rechtbank kan de Stichting niet namens monumentenbezitters opkomen tegen de regeling van de oude monumentenvrijstelling. Deze monumentenbezitters hadden namelijk de mogelijkheid zelf tegen de belastingheffing op te komen bij de belastingrechter, zodat langs deze weg de rechtmatigheid van de regeling aan de orde had kunnen worden gesteld. Bovendien oordeelt de rechtbank dat de Stichting niet kan opkomen voor een eigen belang, omdat de Stichting nog niet bestond toen de monumentenvrijstelling van gelding was.
Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld bij het Hof Den Haag. De Stichting is namelijk van mening dat de redenatie van de rechtbank niet juist is, onder meer omdat de vordering van de Stichting ter toetsing van een algemeen verbindend voorschrift buiten de toetsingssfeer van de belastingrechter valt. Daarbij miskent de rechtbank dat het eigen belang van de Stichting in deze vordering in belangrijke mate wordt gevormd door het ideële belang van de Stichting, welke voortkomt uit haar doelstellingen. Een verklaring voor recht dat de Staat der Nederlanden onrechtmatig heeft gehandeld met het jarenlang gehanteerde onderscheid tussen rechtspersonen en natuurlijke personen in de monumentenvrijstelling zal een merkbare uitwerking hebben op de inhoud van het publieke debat waarin regelgeving en beleid op het gebied van goede monumentenzorg wordt beïnvloed en zal onrechtmatige regelgeving in de toekomst helpen voorkomen.
Op 21 april 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen en, kort gezegd, de vorderingen van de Stichting afgewezen. Daarna is onderzoek gedaan teneinde na te gaan of mogelijkheden bestaan om de uitspraak ter vernietiging aan de Hoge Raad voor te leggen. Na ampele studie is besloten dat de mogelijkheden voor cassatie (zoals het beroep bij de Hoge Raad wordt genoemd) er niet of nauwelijks zijn. Derhalve is besloten af te zien van het instellen van cassatieberoep bij de Hoge Raad. Hiermee is de zaak definitief tot een einde gekomen.
Vervolgens heeft de Stichting in juli 2013 een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag. In de procedure vordert de Stichting een verklaring voor recht dat de Staat der Nederlanden onrechtmatig heeft gehandeld.
De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2014 vonnis gewezen in de procedure tussen de Stichting Rechtsherstel Monumentenbezitters en de Staat der Nederlanden. Spijtig genoeg is de vordering van de Stichting afgewezen.
Volgens de rechtbank kan de Stichting niet namens monumentenbezitters opkomen tegen de regeling van de oude monumentenvrijstelling. Deze monumentenbezitters hadden namelijk de mogelijkheid zelf tegen de belastingheffing op te komen bij de belastingrechter, zodat langs deze weg de rechtmatigheid van de regeling aan de orde had kunnen worden gesteld. Bovendien oordeelt de rechtbank dat de Stichting niet kan opkomen voor een eigen belang, omdat de Stichting nog niet bestond toen de monumentenvrijstelling van gelding was.
Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld bij het Hof Den Haag. De Stichting is namelijk van mening dat de redenatie van de rechtbank niet juist is, onder meer omdat de vordering van de Stichting ter toetsing van een algemeen verbindend voorschrift buiten de toetsingssfeer van de belastingrechter valt. Daarbij miskent de rechtbank dat het eigen belang van de Stichting in deze vordering in belangrijke mate wordt gevormd door het ideële belang van de Stichting, welke voortkomt uit haar doelstellingen. Een verklaring voor recht dat de Staat der Nederlanden onrechtmatig heeft gehandeld met het jarenlang gehanteerde onderscheid tussen rechtspersonen en natuurlijke personen in de monumentenvrijstelling zal een merkbare uitwerking hebben op de inhoud van het publieke debat waarin regelgeving en beleid op het gebied van goede monumentenzorg wordt beïnvloed en zal onrechtmatige regelgeving in de toekomst helpen voorkomen.
Op 21 april 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen en, kort gezegd, de vorderingen van de Stichting afgewezen. Daarna is onderzoek gedaan teneinde na te gaan of mogelijkheden bestaan om de uitspraak ter vernietiging aan de Hoge Raad voor te leggen. Na ampele studie is besloten dat de mogelijkheden voor cassatie (zoals het beroep bij de Hoge Raad wordt genoemd) er niet of nauwelijks zijn. Derhalve is besloten af te zien van het instellen van cassatieberoep bij de Hoge Raad. Hiermee is de zaak definitief tot een einde gekomen.